Poema del Cante Jondo – Fantasy on Flamenco Rhythms (2012)

Petenera – Seguiriya y Rumba – Recitativo – Soledad – El Tango de los Muertos (el 2 de Noviembre)

De titel Poema del Cante Jondo is ontleend aan een dichtbundel van Federico García Lorca, waarin hij op een weergaloze manier de trots, de passie, de melancholie en de mystiek van de oude Spaanse volkscultuur in woorden weet te vangen.
Diep onder de indruk van García Lorca´s poëzie en sterk geinspireerd door de rijke, gecompliceerde ritmiek van de flamenco - waarvan ik veel hou -  schreef ik mijn eerste werk voor piano solo.
De compositie begint met een Petenera, een flamenco palo in achtereenvolgens 3/4 en 6/8 maat.
Volgens de legende verwijst de naam van deze oorspronkelijk uit Cádiz afkomstige palo naar een oud lied over een cantadora (zangeres) genaamd Petenera, die is verlaten door haar geliefde en in haar weeklacht alle mannen op aarde vervloekt. Zoals vaker in oude zigeunerverhalen zijn er sterke connotaties met mysterie, zelfs met zwarte magie. De Spanjaarden dansen niet op de Petenera, omdat dat volgens de overlevering ongeluk brengt.

Als motto voor deze Petenera koos ik de volgende strofe uit Federico García Lorca´s Muerte de la Petenera:

Largas sombres afiladas
vienen del turbio horizonte,
y el bordon de una guitarra
se rompe.¹
Lange scherpe schaduwen,
komen van de duistere horizon
en de dreun van een gitaar
is gebroken.

De muziek bestaat uit drie lagen. De weeklacht van Petenera: doffe, gedempte gitaarklanken in de verte en een zekere onderhuidse duisternis. Zwarte magie die steeds verder oplaait totdat het uitmondt in een Seguiriya en een Rumba, beiden met een onregelmatig jagende ritmiek, als door de duivel op de hielen gezeten.
Na een korte, felle climax verdwijnt de muziek ineens als vonkjes in de ijle lucht. Hierop volgt een dramatisch recitatief, dat overvloeit in het hart van de compositie, de Soledad (eenzaamheid).
Petenera´s eenzaamheid heeft hier een veel milder, melancholischer karakter dan in de voorgaande delen. De stijl is meer diatonisch en ademt duidelijker hoorbaar bepaalde aan de Spaanse volksmuziek ontleende harmonieën.
Ook dit gedeelte draagt een motto, uit García Lorca´s Balladilla de los tres Ríos:

¡Quién dira que el agua lleva
un fuego fatuo de gritos!
¡Ay, amor que se fue y no vino!
Lleva azahar, lleva olivas,
Andalucia, a tus mares.
¡Ay, amor que se fue por el aire!²
Wie zal zeggen dat het water
een dwaallicht van kreten draagt!
O, liefde die ging en nooit terugkeerde!
Draag oranjebloesems, draag olijven,
Andalusië, naar je zeeën.
O, liefde die verdween in de lucht!

Aan het eind van de Soledad klinken in de verte de doffe gitaarklanken uit de Petenera nogmaals, tot de obstinate ritmiek hiervan plotseling getransformeerd wordt in een macabere en statische Argentijnse (!) tango. In deze Tango de los Muertos (Tango van de Doden) komen verschillende elementen bij elkaar, zowel compositorisch als symbolisch; de Argentijnse tango is ontstaan uit een huwelijk tussen de Spaanse tangos flamenca en de Cubaanse habanera. 'De los Muertos' verwijst naar de Mexicaanse feestdag Día de los Muertos op twee november, een samenvloeisel van een oud Azteeks ritueel en het Katholieke Allerzielen, wat met de Conquistadores meekwam naar Midden-Amerika.
Tot slot komt het muzikale materiaal van de Poema del Cante Jondo hier samen.

Thomas Beijer, mei 2012

1. Federico García Lorca: Muerte de la Petenera uit Poema del Cante Jondo (Madrid, 1931)
2. Federico García Lorca:Balladilla de los tres Ríos uit Poema del Cante Jondo (Madrid, 1931)


up